Ga je voor stenen of voor goud?

Ouahigouya, zondag 4 februari 2007

De woestijn rukt op. In westerse salons en conferentiezalen wordt er in deze tijden veel over gepalaverd, in de Sahel is het een werkelijkheid die je niet langs je neer kan leggen. Het water in de waterputten staat momenteel al diep. Op sommige plaatsen zo diep dat het onmogelijk is met mankracht het kostbare vocht naar boven te halen. Kamelen, koeien of ezels leveren dan de spierkracht. Water zorgt nog voor meer last: als het tijdens het regenseizoen uit de hemel valt, spaart het niets op zijn weg. Het spoelt sneller af dan het in de bodem kan dringen om de graansprieten een stevige groeischeut te geven. Maar je kan er tegen vechten met stenen. Als je volgens de hoogtelijnen stenenrijen op je veld maakt, dan doen die dienst als dijkjes. Ze breken de kracht van het water en geven het zo de kans langzaam in de bodem te dringen.

Stenenrijen. Het is zo simpel als wat, maar het is een gigantisch werk. Je moet in steengroeven stenen gaan kappen (met houwelen), je moet die stenen daarna naar je veld brengen dat kilometers verder ligt (met een kruiwagen of een ezelkar), en je moet dan die dijkjes bouwen… Je kan dit zware werk iets draaglijker maken door je hele dorp te mobiliseren. Samen stap je dan naar een project en vraag je steun om een vrachtwagen te huren en zo de stenen te transporteren tussen de steengroeve en de velden. Samen sterk.

En dit deden de mannen van het dorp Saya. Vorige week zaten we samen in de schaduw van de lagere school om de praktische kanten van de zaak te bespreken. Vreemd genoeg hadden alle mannen die opdaagden Abraham gezien. Ze deden hun beklag.

Onlangs is er in een naburig dorp goud ontdekt en vele jongeren (en kinderen) uit het dorp zijn ernaartoe getrokken. Ze graven putten en tunnels en laten plastieken buizen naar beneden (zuurstof komt geen 37 meter diep).

Kinderen aan touwen zakken naar beneden, kruipen door de tunnels. Steenbrokken met gouderts worden naar boven gehaald en tot gruis gemalen (met precies dezelfde molens kan graan tot bloem gemalen worden). Met veel water wordt het gruis gewassen en het goud heb je er maar uit te vissen.

Zo ook in Saya. En blijkbaar is er veel goud te vinden. De chef van de goudsite heeft al 200 nieuwe motorfietsen aangevoerd voor zijn discipelen. Een militair op rust is in zijn eigen put op een ware goudader gestoten.

Dat steekt de ogen uit, zeker tijdens het droge seizoen wanneer iedereen op zoek is naar werk. Het regent niet meer, dus kan er niet op het land gewerkt worden. Sommigen trekken naar Ivoorkust om daar op de plantages te werken (dat is een steeds kleinere groep want het is er onrustig), anderen werken in de goudmijnen, en nog anderen beginnen een groentetuin. Tegelijk zouden ze zich op het nieuwe regenseizoen moeten voorbereiden. En dat zit de ouden van Saya hoog: die jongelui vallen voor het snelle geld op de goudsite en laten het harde labeur op het land voor wat het is. Nochtans moet dat later op het jaar het nodige voedsel leveren...

Nee, de jongeren kiezen voor het avontuur in de goudmijnen, ondanks de vele gevaren. Kleine kinderen kruipen in de smalle tunnels want zij hebben weinig last claustrofobie. Ze zouden ook verdovende middelen krijgen om toch maar opnieuw in het gat te kruipen. Deze kinderen, die geen tijd hebben om naar school te gaan zijn het eerste slachtoffer bij instortingen. Ook vrouwen proberen er vaak een centje bij te verdienen. Het gevaarlijke kwik is nefast voor ongeboren baby's.

Vele dorpen in het noorden van Burkina Faso hebben wel een goudsite. Soms zitten er schatten in de grond, maar meestal is het kruimels rapen. In het dorp Ninigui is goudwinning een typisch werk van vrouwen en kinderen. Toch worden ze er niet rijk van. Ze riskeren hun leven voor vijf euro extra inkomsten per jaar… wellicht dromend van het grote lot.