Kasseiklassieker

Tougrbouli, dinsdag 6 juni 2006

De weg naar Titao is niet geasfalteerd maar toch hard. Op een of andere manier hebben harde, regelmatige rode ribbels zich gevormd, dwars op de rijrichting. De auto rammelt en schokt: zijn dit de Burkinese varianten van onze Vlaamse kasseien? Het is mijn eerste tocht ‘en brousse’ en ik droom al van Ouahigouya – Dori als de nieuwe Parijs – Roubaix… ondanks alle voetbalgekte blijft Burkina toch een land van tweewielers.

We zijn op weg naar Tougrbouli, een dorpje ten noordoosten van Ouahigouya dat bekend staat om zijn grote ‘bouli’: een uitgediept meertje dat dienst doet als waterreservoir. Tijdens het droge seizoen komen mensen van heinde en verre om in Tougrbouli hun vee te laten drinken. Om het dorp te bereiken, moeten we de rechte hoofdweg verlaten. Tussen struiken en bomen stommelen we over de zanderige vlakte, we lijken op weg naar het eind van de wereld. Niet veel later zitten we onder een boom in het midden van het dorp. Als welkom krijgen we ‘water van de vreemdeling’ te drinken uit een kalebas. Ondertussen verzamelen mannen vrouwen en kinderen zich voor, rond en achter ons. Ocades wil Tougrbouli helpen met een dorpscomité voor het beheer van de bouli. Dit comité moet een reglement opstellen en er bijvoorbeeld voor zorgen dat het vee de velden niet vertrappelt en het water niet bevuilt.

Na de bijeenkomst staat de zon op haar hoogste punt. Ze is zo sterk dat ze alles plat lijkt te duwen. ‘De zon doet pijn,’ zeggen ze hier. Mensen en dieren zoeken de schaarse schaduwpunten op. Wij moeten nog naar de bijna droogstaande bouli zelf om de afmetingen op te meten van een haag die het dorp wil planten. Deze haag moet dienen om het water te vertragen zodat het niet te veel slib en zand meesleurt naar de bouli.

Het dorp is ons blijkbaar erg dankbaar: een schichtig kijkende haan die niet weet wat hem overkomt, mag mee de auto in. Die heeft duidelijk ook nog nooit van Burkinese kasseien gehoord.