Op schoolreis naar Koupéla

Koupéla, dinsdag 14 juni 2006

Even na zes, de zon komt wolkerig op. Verderop bewerken man en vrouw een stukje grond. Ik neem een stoel en schrijf:

“De hemel boven Koupela zag zwart toen we gisteren de stad binnenreden, een minibusje en een terreinwagen vol boeren-animatoren uit het Noorden (uit het Noorden van Burkina welteverstaan.) Koupela is een klein stadje op twee uur rijden ten oosten van hoofdstad Ouagadougou, daar waar de weg splitst om naar Togo en naar Niger te gaan. We hielden even halt om te telefoneren – waar moesten we juist zijn? Een sterke wind deed stof en zand opwaaien. Plastieken zakken die iedereen zomaar op straat gooit, buitelden vrolijk in het rond, als losgeslagen ballonnen. Als het 30 kilometer verderop regent, waait het soms even hard en stoffig. Nu zaten we er middenin. Snel kletterde het grote druppels: ‘il pleut comme des vaches qui pissent,’ zoals ze in Frankrijk wel eens zeggen. En Afrikaanse koeien hebben een grote blaas: in een mum van tijd stond alles blank. De regen bracht ook wat afkoeling: snel daalde het kwik van een zweterige 40 naar een frisse 28 graden en dan haalt iedereen zijn dikke jas uit…”

‘De vrouw werkt harder dan de man’, zegt Hamado die naast mij is komen zitten. Hij lacht en schudt zijn hoofd. Bedoelt hij de twee mensen met hun hak op het veld?

Een ‘voyage d’étude’ is een schoolreis voor grote mensen. Samen met 24 boeren-animatoren zijn we drie dagen in Koupela om te kijken hoe de dorpscomités hier hun waterpompen beheren. Hun waterpompen zijn gefinancierd door Plan International, dat op dezelfde wijze werkt als wij van Ocades in Ouahigouya: de bevolking helpen zich te organiseren om de waterpompen te kunnen onderhouden. De meeste waterpompen die in het verleden geïnstalleerd werden, hebben al na enkele jaren de geest gegeven. Wat doe je als dorp aan je kapotte pomp, als de ontwikkelingsorganisatie al met de noorderzon vertrokken is?